Nieuwe maatregelen rond IPM
Sinds 1 januari 2014 moet elke professionele gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen de regels rond geïntegreerde gewasbescherming (IPM) toepassen (basis Europese richtlijn 2009/128 betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden). Het vermijden van puntvervuiling, het reduceren van drift en het vermijden van schadelijke onkruiden zijn belangrijke pijlers binnen IPM. Hierbij is er, in samenspraak met de hele sector, een stappenplan uitgewerkt voor een pakket aan nieuwe maatregelen.
IPM of geïntegreerde gewasbescherming gaat over het duurzaam, beredeneerd gebruik van gewasbeschermingstechnieken en –middelen. Het doel van de nieuwe maatregelen binnen IPM is om enerzijds puntvervuiling en drift te beperken en anderzijds om de verdere verspreiding van een aantal schadelijke onkruiden te voorkomen. Het gros van de nieuwe maatregelen zullen vanaf 2023 ingaan, met uitzondering van de bestrijding van doornappel. Dit omdat de problematiek rond dit onkruid snel toeneemt en er nood is aan snelle maateregelen om dit onkruid in te dijken.
Maatregelen vanaf 2023
Bij elke maatregel hoort een bepaald niveau (van verplichting tot aanbeveling). Meer informatie hierrond vind je hier.
- Spuittoestellen bij openluchtteelten (uitgezonderd rugspuiten, lansspuiten, stationaire spuittoestellen* en onkruidspuiten in de fruitteelt) moeten uitgerust zijn met een schoonwatertank.
- Het wordt een aanbeveling om het spuittoestel uit te rusten met een intern spoelsysteem om een goede interne reiniging te kunnen garanderen.
- Indien er bij het vullen van het spuittoestel water uit het oppervlaktewater wordt aangezogen, mag de aanzuigleiding niet gecontamineerd zijn met gewasbeschermingsmiddelen.
- Contaminatie treedt bv. op wanneer er spuitnevel tijdens de spuitwerkzaamheden neerslaat op de aanzuig-of toevoerslang die mee op de spuitmachine vervoerd wordt.
- Indien bij het vullen van het spuittoestel een aanzuigslang wordt gebruikt, dient er een terugslagklep aanwezig te zijn.
- De spuitboomhoogte bij openluchtteelten waarbij neerwaarts gericht gespoten wordt, bedraagt 0,5 meter boven het gewas bij spuitbomen met een dopafstand van 50 cm. Bij spuitbomen met 25 cm dopafstand, bedraagt deze 30 cm boven het gewas. Bij toepassingen bij openluchtteelten waarbij niet neerwaarts gericht gespoten wordt, dient de afstelling van de spuitapparatuur (bv. doppenkeuze, aantal doppen, spuitrichting dophouders, spuitdruk, luchtondersteuning…) maximaal aangepast aan de actuele gewasontwikkeling.
- Op dagen dat een spuittoestel niet in gebruik is, staat deze in een overdekte ruimte (met uitzondering van de stationaire spuiten).
- Het invullen van de fyteauscan wordt een niveau 2 vanaf 2023. In deze applicatie krijg je een idee waar er een risico bestaat dat gewasbeschermingsmiddelen in het water terechtkomen.
- Bij bespuitingen in open lucht moet er vanaf 2023 een driftreductie van minimum 75% worden gerealiseerd. Vanaf 2026 moet er een driftreductie bij bespuitingen in open lucht van 90% worden gerealiseerd, waarbij minimaal 75% driftreductie wordt gerealiseerd op het spuittoestel zelf. Een akkerbouwer kan dan bv. kiezen voor effectief 90% driftreducerende doppen, terwijl een fruitteler bv. 75% driftreducerende techniek op spuitmachine combineert met hagelnet/haag, …
- Het gebruik van een kantdop op spuitbomen gebruikt voor neerwaarts gerichte bespuitingen langs oppervlaktewater en verhardingen wordt een niveau 2 vanaf 2023.
Vul- en spoelplaats
Er wordt ook verder nagedacht omtrent de bepalingen van de vul- en spoelplaats omdat puntvervuiling de belangrijkste oorzaak is van contaminatie van gewasbeschermingsmiddelen in waterlopen. Het inwendig spoelen van het spuittoestel in het veld blijft een belangrijk aandachtspunt. Vandaar dat een schoonwatertank ook werd opgenomen in de IPM-checklist.
Meer info over IPM, de niveau’s en de checklist met de eisen waaraan moet worden voldaan: Geïntegreerde gewasbescherming
Terug